Vet heeft nut

We hebben niet voor niets allemaal in meer of mindere mate een vetlaagje: vet is een energiebron, het houdt ons warm en behoedt ons voor breuken. Daarnaast is ons vetweefsel een gevoelig orgaan dat hormonen produceert én erop reageert. En dan is er ook nog zoiets als bruin vet, dat ons zelfs dunner maakt. Een lesje vethuishouding.

Hoewel niet iedereen even warme gevoelens koestert voor zijn vetweefsel, kun je als mens echt niet zonder. De belangrijkste functie van onze witte vetcellen is het opslaan van vet. Vet­cellen kunnen als een ballon uitzetten om meer vet op te nemen, en weer slinken als ze vetzuren afgeven aan het bloed. Wanneer je vijf kilometer hardloopt of flink aan het boenen bent in huis, spreek je je vetvoorraad al aan. Datzelfde geldt als je een nacht lang slaapt en dus niet eet. Zodra je brandstof opraakt, geven je vetcellen vetzuren af aan je bloed. En één gram vet levert meer dan twee keer zo veel energie als één gram glucose (suiker of koolhydraten).

Waar zit dat vet?

Je vetweefsel zit door heel je lichaam verspreid, maar de grootste voorraden bevinden zich onder de huid en rondom de organen in de buik, het zogenoemde viscerale vet. Onderhuids vet kan zich overal bevinden, bijvoorbeeld op je heupen, in je gezicht of armen. Behalve voor opslag van energie zorgt vetweefsel ook voor een beetje bescherming tegen de kou. Verder zul je minder snel iets breken of kneuzen als je de klap kunt opvangen met een laagje vet.

Onderhuids vet kan veel minder kwaad dan visceraal vet. Dat laatste geeft een hogere kans op hart- en vaatziekten en ­diabetes. Dat komt doordat er in je buik relatief weinig plek is voor vet­cellen om uit te zetten. Bij vetweefsel onder de huid gaat dat makkelijker: je huid groeit gewoon mee. Maar rond je buikorganen komen uit­zettende vetcellen in de verdrukking. Het vet kan daardoor uit de cellen gaan lekken, waardoor de suikerstof­wisseling van organen ontregeld raakt. Uiteindelijk kan dat ­leiden tot diabetes.

Ook kunnen vetcellen doodgaan. Dode vetcellen trekken ontstekingscellen aan, en die zijn weer ­schadelijk voor je bloedvaten. Zo kan een teveel aan visceraal vet leiden tot hart- en vaatziekten. De ontstekingsstoffen verhogen ook het risico op een aantal ­soorten kanker én kunnen leiden tot een depressieve stemming. Of je vet vooral onderhuids of juist in de buik opslaat, verschilt van persoon tot persoon – de befaamde appels en peren. Naast aanleg speelt hierbij leefstijl, stress en medicijngebruik een rol.

Dit is een bijlage van:

Dit is een EXTRA artikel

Dit EXTRA artikel is alleen te bekijken voor abonnees. Maak eenvoudig een account aan en kies het abonnement dat het best bij je past. Je krijgt direct onbeperkt toegang tot alle artikelen!

Maak een account aan